Supply en demand zijn goede elementen om een in- of uitstapmoment mee te bepalen. Het zijn na steun en weerstand zeer betrouwbare elementen om op te handelen en ze liggen in zekere zin in elkaars verlengde. Wat nog meer – en zelfs nog beter – in het verlengde van steunen weerstand ligt, zijn de prijspatronen. Zoals je hebt gezien, kunnen steun en weerstand in verschillende variaties in de grafiek voorkomen. Maar er zijn ook uitbreidingen op. Steun- en weerstandslijnen kunnen bijvoorbeeld in een dermate kenmerkende formatie in de grafiek voorkomen dat er iets speciaals mee aan de hand is. Vrij regelmatig ontwikkelt een koers zich namelijk op een zodanige manier dat hierin een patroon herkend kan worden. Dit noem je een prijspatroon. Prijspatronen zijn inmiddels algemeen en universeel erkend. Door de jaren heen is gebleken dat een dergelijke kenmerkende koersontwikkeling vaak hetzelfde gevolg heeft. Zolang maar genoeg spelers in de markt deze patronen gebruiken, speelt dat gevolg zich als een selffulfilling prophecy vanzelf uit. Dat is wat prijspatronen zo krachtig maakt. Er zijn verschillende prijspatronen die in de grafiek kunnen voorkomen. Elk patroon heeft zijn eigen uiterlijk, eigenschappen en manier waarop geacteerd moet worden.
Continuatie, ommekeer en neutraal
De patronen zijn onder te verdelen in drie karaktercategorieën. Deze onderverdeling is te maken op basis van het effect dat de patronen hebben op de trend in de koers, oftewel hun karakter. Er zijn twee hoofdcategorieën en een derde categorie die een combinatie is van de andere twee. Een patroon kan de trend bijvoorbeeld vervolgen of omkeren. Maar er zijn ook patronen die de trend zowel kunnen vervolgen als omkeren. Dat klinkt wat vreemd, maar ik zal het uitleggen. Er zijn patronen die bij uitstek een vorm en karakter hebben die eentrend enerzijds kunnen vervolgen en anderzijds kunnen omkeren. Deze patronen hebben een zodanige vorm en structuur dat bijna het enige gevolg is dat de trend wordt vervolgd of omgekeerd. De koers ontwikkelt zich op een zodanige manier dat je van tevoren kunt voorspellen wat het effect wordt voor de koers. Het patroon continueert of vervolgt de trend of het keert de trend om. De patronen waarmee eentrend vervolgd wordt, noem je continuatiepatronen en de patronen die een trend omkeren, noem je omkeerpatronen. Deze zullen we hierna uitgebreid bespreken. Maar dan zijn er ook patronen die de trend zowel kunnen vervolgen als omkeren. Van tevoren is niet vast te stellen wat het gevolg zal zijn voor de koers. Patronen met dit karakter noem je neutrale of bilaterale patronen. De uitbraak uit het patroon geeft de aanzet tot het vervolgen of omkeren van de trend. In de praktijk kan weliswaar elk patroon de trend zowel omkeren als vervolgen, maar voor bepaalde patronen geldt een hogere waarschijnlijkheid voor het ene gevolg dan voor het andere. Vandaar dat een onderverdeling in categorieën mogelijk is. Ik categoriseer de patronen op basis van hun meest waarschijnlijke gevolg en zal ze hierna bespreken.
Vuistregels
Voordat ik je meeneem door de karaktercategorieën en de patronen die daarbij horen, zijn er drie vuistregels met betrekking tot prijspatronen waarmee je bekend moet zijn:
1. Hoe hoger het timeframe waarop het patroon te zien is, hoe krachtiger het effect of gevolg van het patroon.
2. Hoe meer patronen van eenzelfde karakter je in een bepaalde koersontwikkeling kunt herkennen, hoe waarschijnlijker het is dat het gevolg daadwerkelijk zal optreden.
3. Patronen zijn lang niet altijd perfect. Zolang de structuur goed is, is het patroon geldig en zal het gevolg zich vaak openbaren.
Deze drie vuistregels behoor je altijd in je achterhoofd te houden wanneer je aan de slag gaat met prijspatronen of wanneer je denkt er een gevonden te hebben. Elk patroon heeft zijn eigen vorm, nuances en unieke eigenschappen. Ook kun je van tevoren berekenen waar de koers zal uitkomen op het moment dat deze uit het patroon breekt. Je kunt het bereik van de uitbraak inschatten en daarop inspelen. Dan is het nu tijd om je mee te nemen in de verschillende patronen. Ik begin bij de continuatiepatronen, waarna ik de omkeerpatronen en de bilaterale of neutrale patronen behandel. Ik behandel elk patroon zo uitgebreid mogelijk. In het werkboek vind je bovendien voorbeelden van hoe ze in de praktijk in de grafiek voorkomen.
Continuatiepatronen
Allereerst de continuatiepatronen. Deze vervolgen zoals gezegd de trend. De koers zit bijvoorbeeld in een opwaartse trend en ontwikkelt zich vervolgens in een patroon. Wanneer dit een continuatiepatroon is, breekt de koers opwaarts uit het patroon om de opwaartse trend voorafgaand aan het patroon te vervolgen. En datzelfde geldt voor continuatiepatronen in een neerwaartse trend. Het patroon vormt een tijdelijk tussenstation voordat de trend kan vervolgen. De specifieke koersontwikkeling is nodig om de trend op te laden voor een vervolg. Het patroon is daar de visuele uitwerking van. De trend consolideert tijdelijk in de vorm van een patroon. Continuatiepatronen worden daarom ook wel consolidatiepatronen genoemd. De stijging of daling wordt een halt toe geroepen en de trend moet opnieuw bewijzen dat hij sterk genoeg is om vervolgd te worden. De uitbraak uit het patroon bevestigt het vervolg van de trend. Aan de hand van het uiterlijk kun je de kenmerkende prijsactie als continuatiepatroon zien. Heb je eenmaal een continuatiepatroon kunnen herkennen, dan weet je dat het waarschijnlijk is dat de koers daarna dezelfde richting op zal gaan als waar hij vandaan kwam voorafgaand aan het patroon. De koers zal in diezelfde richting uit het patroon breken. De koers breekt opwaarts uit een continuatiepatroon in een opwaartse trend en neerwaarts uit een continuatiepatroon in een neerwaartse trend. De patronen die in deze categorie vallen, zijn:
• Kopjes met handvat (cups with handle)
• Op- en neerwaartse driehoeken (ascending en descending triangles)
• Vlaggen en vaantjes (flags en pennants)
• Wiggen (Wedges)Kopje met handvat (cup with handle)
Het eerste patroon dat we behandelen, is het kopje met handvat. Dit is een eenvoudig en duidelijk te herkennen continuatiepatroon. Aan de naam kun je al enigszins zien hoe het patroon eruitziet, namelijk als een kopje met een handvat. Het patroon wordt gevormd door een grote kom (het kopje) met een kleiner stokje (het handvat) aan het kopje vast. Het patroon bevindt zich onder of boven een horizontale weerstands- of steunlijn en kan zowel in een opwaartse als in een neerwaartse trend voorkomen, al komt de opwaartse variant veel vaker voor. In beide gevallen is de werking hetzelfde. Voor het gemak behandel ik hier het patroon in de opwaartse variant, als kopje met handvat onder een horizontale weerstandslijn.
Het patroon is eenvoudig te herkennen. De gedachte achter het ontstaan van het patroon is ook logisch. Zie het patroon als de visuele uitwerking van de opwaartse beweging in een opwaartse trend die wordt afgeremd door de horizontale weerstand. De koers kan niet verder stijgen door de weerstand op dat niveau. De eerste keer dat de koers de weerstand raakt, zakt hij flink in. Er bevindt zich grote verkoopdruk in de weerstand en dat maakt dat de koers een grote stap terug doet. De koers zit echter in een opwaartse trend en laat zich niet zomaar kennen. Langzaam begint de koers weer op te krabbelen en stijgt hij weer tot de weerstand. Dit vormt het kopje in de grafiek. Er bevindt zich nog steeds verkoopdruk op het weerstandsniveau en dit voorkomt opnieuw dat de koers verder kan stijgen. De tweede keer dat de koers de weerstand raakt, is een deel van de weerstand geabsorbeerd. De tweede daling als gevolg van het raken van de weerstand is minder groot. Dit creëert een higher low: het handvat. De weerstand is voorlopig te sterk voor de koers om verder te stijgen, maar die wordt iedere keer zwakker naarmate de koers deze raakt en delen ervan absorbeert. Na de vorming van het handvat is doorgaans voldoende verkoopdruk geabsorbeerd en krijgt de koers wel genoeg momentum mee om door de weerstand heen te breken. Dat is het moment waarop de koers uitbreekt en de opwaartse trend zich vervolgt. Het kopje wordt idealiter gevormd door een daling van dertig procent. Meet vanaf de weerstand tot aan de bodem van het kopje om achter dit dalingspercentage te komen. Het handvat bestaat in het ideale geval uit een daling van tien procent. Dit kun je op dezelfde manier meten. De dalingen hoeven niet altijd exact deze ideale waarden te hebben; ze kunnen ook groter of kleiner zijn. Wel belangrijk is dat er een 3:1-ver-houding is tussen beide, waarbij het kopje drie keer zo diep is als het handvat. Als het aan dit criterium voldoet, heb je doorgaans een betrouwbaar kopje met handvat te pakken. Het aandeel breekt uit door het breken van de horizontale weerstand en vervolgt daarmee de trend voorafgaand aan het patroon. Aan de hand van de eigenschappen van het patroon kun je ook vrij goed inschatten wat het verwachte bereik is van de uitbraak. Dat is procentueel gezien vaak minimaal gelijk aan de diepte van het kopje. Meet dus vanaf de weerstand omlaag tot aan de bodem van het kopje en tel dat percentage op bij het koersniveau van het punt waarop de koers uitbreekt. De koers is geneigd om minimaal dat percentage te stijgen voordat hij een significante top vormt of de trend omkeert. Dit is het minimale bereik, dus de koers kan ook verder stijgen. Hoe hoger het timeframe, hoe waarschijnlijker het is dat de koers verder zal stijgen.
Op- en neerwaartse driehoek (ascending and descending triangle)
Dan de driehoeken. Deze patronen zijn er in opwaartse en neerwaartse variant. De opwaartse driehoek vervolgt een opwaartse trend en de neerwaartse vervolgt een neerwaartse trend. De opwaartse driehoek wordt gevormd door een horizontale bovengrens met een diagonale ondergrens, en de neerwaartse driehoek door een horizontale ondergrens met een diagonale bovengrens. De patronen lijken veel op een kopje met handvat, maar in het geval van de driehoek is de bodem of top die het kopje zou moeten vormen scherper en minder rond. Bovendien zijn er bij het kopje met handvat maar twee bodems of toppen en bij driehoeken kunnen dit er meer zijn. De opwaartse driehoek bestaat uit een serie higher lows onder een horizontale weerstand. De neerwaartse driehoek bestaat uit een aantal lower highs boven horizontale steun.
Het komt geregeld voor dat je in een bepaalde koersontwikkeling zowel een kopje met handvat kunt zien als een opwaartse driehoek (of beide omgekeerde varianten). In beide gevallen gaat het namelijk om consolidatie bij weerstand met higher low(s). Dit is helemaal niet erg. Hoe meer patronen van eenzelfde categorie je in een bepaalde prijsactie kunt herkennen, hoe betrouwbaarder het patroon uiteindelijk is. Daarbij moet je wel weten dat opwaartse driehoeken vrij vatbaar zijn voor manipulatie, meer dan kopjes met handvat. De patronen zijn duidelijk te zien en eenvoudig te herkennen. Grote spelers willen particuliere beleggers in de val lokken om extra volume op te pikken. Dit doen zij door rondom de uitbraak met de koers te spelen. Een van de scenario’s is het vroegtijdig laten uitbreken van de koers om beleggers in te laten stappen. Vervolgens wordt de koers weer omlaag gedrukt om de stoploss orders af te laten gaan. De particuliere beleggers verliezen hun posities aan de grote spelers. Uiteindelijk stijgt de koers en openbaart het gevolg van het patroon zich daarna alsnog, maar ben je als particuliere belegger in de val gelokt en uit je positie gegooid zonder met de stijging mee te gaan. Dat is iets om rekening mee te houden. Verder zijn het uitstekende patronen om op mee te liften in een opwaartse trend. De patronen komen vaak voor aan het einde van een langdurige trend, vooral impulsieve trends. Dit is doorgaans het laatste patroon in een reeks achtereenvolgende continuatiepatronen gedurende een lange opwaartse trend.
Neerwaartse driehoeken zijn minder vatbaar voor manipulatie dan opwaartse driehoeken. Wanneer het aandeel eenmaal in een neerwaartse trend zit, zullen grote spelers er minder heil in zien om de koers en het patroon te manipuleren. Particuliere beleggers zijn immers eenvoudiger te porren voor een opwaartse beweging dan een neerwaartse beweging.
Net als bij het kopje met handvat neemt bij de opwaartse driehoek de verkoopdruk in de horizontale weerstand af met iedere keer wanneer de koers ertegenaan komt. Iedere keer wordt een deel van de verkoopdruk geabsorbeerd en is de daaropvolgende bodem minder diep dan de vorige. Dat creëert de higher lows in de grafiek. In een opwaartse trend wordt de koers alsmaar omhooggeduwd. De diagonale lijnt drukt de koers op een gegeven ogenblik zo dicht tot het snijpunt dat hij wel moet uitbreken. Bij de neerwaartse driehoek wordt de koers omlaaggedrukt tot hij ook niet anders kan dan uitbreken. Hoewel de uitbraak beide kanten op kan zijn, is de meest waarschijnlijke uitbraak door de horizontale lijn. De uitbraak vervolgt de trend voorafgaand aan het patroon.
De uitbraak bevindt zich idealiter tussen vijftig en vijfenzeventig procent vordering in het patroon. Door de onder- en bovengrens te tekenen kun je zien waar de lijnen elkaar uiteindelijk snijden. En door te meten vanaf de eerste high in een opwaartse driehoek of de eerste low in een neerwaartse driehoek tot aan het snijpunt kun je zien waar de halverwege- en driekwartpunten zitten. In het ideale geval breekt de koers uit binnen deze zone. Een uitbraak eerder dan deze zone is een voorbarige uitbraak waarbij de koers geneigd is om terug het patroon in te gaan. En een uitbraak later dan driekwart vordering is een niet-overtuigende uitbraak. Hoe dichter de koers namelijk bij het snijpunt is, hoe zwakker de uitbraak. Hij heeft op dat moment te veel impulsiviteit verloren om de uitbraak en het vervolg van de trend kracht bij te zetten. Voor de neerwaartse driehoek geldt ook dat de ideale uitbraak zich bevindt tussen vijftig en vijfenzeventig procent vordering in het patroon. Maar in dit geval mag de uitbraak ook dicht bij het snijpunt zijn. Dit doet niet zoveel af aan het effect en de kracht van het patroon. Eenmaal in een neerwaartse trend is het waarschijnlijker dat de koers door de steun heen zakt en verder zakt.
Om het bereik van de uitbraak te meten gebruik je bij dit patroon de Fibonacci Extension-tool. Dit is een variant op de Fibonacci-tool. In paragraaf 6.6 ga ik hier dieper op in. In het kort komt het erop neer dat je bijvoorbeeld bij een opwaartse driehoek de Fibonacci Extension-tool erbij pakt en met meten begint vanaf de eerste low van het patroon.Je meet vervolgens tot aan de horizontale weerstand en op die manier verschijnen de levels van de Fibonacci. Trek deze naar rechts om de levels over een groter gebied zichtbaar te maken. Alle levels vormen potentiële weerstand waartegen de koers een high kan maken. De meest gerespecteerde levels zijn 0,382 en 0,618-0,66 (golden pocket). Het is enorm belangrijk om op meerdere levels winst te nemen. Je weet namelijk nooit van tevoren op welk level de uiteindelijke top is voordat een daling wordt ingezet of voordat de koers een retest maakt. Een tip is om bij de eerste keer winst nemen je stoploss order te verhogen naar het punt waarop je bent ingestapt om verder risicoloos in de positie te zitten. Hetzelfde geldt voor de neerwaartse driehoek, maar dan omgekeerd.
Vlag (flag)
Het volgende patroon is het vlagpatroon. Dit is een van de krachtigste continuatiepatronen. Een uitbraak uit dit patroon vervolgt de trend in doorgaans dezelfde impulsieve beweging als voorafgaand aan het patroon. Met dit patroon is over het algemeen in de kortste tijd de grootste winst te behalen. Het vlagpatroon ziet eruit als een korte channel die vastzit aan een nagenoeg verticale stijging of daling. Dat noem je ook wel de vlaggenmast, vandaar de naam. De vlag zelf bestaat uit twee parallelle lijnen waartussen de koers consolideert. Dit patroon kan zowel in een opwaartse als in een neerwaartse trend voorkomen. In een opwaartse trend heeft het de vorm van een neerwaartse of zijwaartse channel. Dat noem je een bullflag. In een neerwaartse trend komt het voor in de vorm van een opwaartse of zijwaartse channel. Dit is dan een bearflag.
Het patroon is een tijdelijke consolidatie in de vorm van een op- of neerwaartse channel tijdens een impulsieve beweging omhoog of omlaag. In beide gevallen trekt de koers zich tijdens de vorming van de vlag terug tot de 0,382 van de Fibonacci Retracement-tool vanaf het begin van de impulsieve beweging. Door te beginnen met meten vanaf het begin van de impulsieve beweging en door te gaan tot het einde ervan, verschijnen de levels van de Fibonacci automatisch. Een terugtrekking tot de 0,382 is een kleine correctie. De kleine correctie zorgt ervoor dat de impulsiviteit van de algehele beweging behouden blijft, zeker wanneer daarna de koers uitbreekt. De koers zakt ook regelmatig tot de 0,618 of golden pocket van de Fibonacci Retracement. Maar hoe minder diep de retracement is, hoe impulsiever de beweging blijft. Het patroon duurt doorgaans niet langer dan een maand om zich te vormen. Op deze manier blijft de impulsiviteit gewaarborgd. Het bereik van de uitbraak is vaak gelijk aan de beweging voorafgaand aan het patroon in absoluten. Het patroon bevindt zich zoals gezegd doorgaans halverwege de twee vlaggenmasten. Meet de beweging voorafgaand aan de vlag in absoluten en tel dit op bij de uitbraak koers.Dit geeft je het minimale niveau waarop de koers het meest waarschijnlijk een top of bodem maakt. Dit geldt voor zowel bullflags als bearflags.
Vaantje (pennant)
Verwant aan het vlagpatroon is het vaantjepatroon. De patronen lijken op elkaar, eigenlijk zijn ze bijna hetzelfde. In dit geval heeft het patroon echter de vorm van een symmetrische driehoek of wig (deze komen later aan bod). Er is geen sprake van twee parallelle lijnen, maar de koers beweegt bij een vaantje tussen twee naar elkaar toe lopende lijnen, zoals een vaantje dus. Ook dit is een van de krachtigste continuatiepatronen en het kan zowel in een opwaartse als in een neerwaartse trend voorkomen. Het vormt een tijdelijke consolidatie in een impulsieve beweging, ook weer halverwege twee ongeveer gelijke vlaggenmasten. En ook hier duurt het niet langer dan een maand om het te vormen. Hiermee behoudt de beweging haar impulsiviteit. Duurt het patroon langer dan een maand om zich te vormen, dan is het eerder een symmetrische driehoek.
Het vaantje kan dus de vorm hebben van een driehoek of een wig. In het geval van een wig maakt de koers een terugtrekkende beweging. In een opwaartse trend is deze omlaag en in een neerwaartse trend is deze omhoog. In tegenstelling tot de vlag lopen de lijnen hier dus naar elkaar toe in plaats van parallel. Wel trekken de vlag en het vaantje beide idealiter terug tot de 0,382 van de Fibonacci Retracement-tool. Begin in dit geval weer met meten vanaf het begin van de impulsieve beweging en ga door tot het einde ervan, het moment waarop de koers zich begint terug te trekken. De 0,382 en de golden pocket worden het meest gerespecteerd, waarbij een terugtrekking tot de 0,382 zorgt voor het meest impulsieve vervolg.
De uitbraak uit een vaantje heeft hetzelfde gevolg als een uitbraak uiteen vlag. Het bereik van de uitbraak is net als bij de vlag minimaal gelijk aan de beweging voorafgaand aan het patroon. De vlaggenmast voorafgaand aan het patroon kun je bijvoorbeeld kopiëren en plakken bovenop de uitbraak koers.
Wig (wedge)
De wig is het laatste continuatiepatroon. Dit patroon komt ook in opwaartse en neerwaartse variant voor en vervolgt de trend in de koers. Ook dit patroon wordt gevormd door twee lijnen die opwaarts of neerwaarts naar elkaar toe lopen. De lijnen zullen elkaar in dit geval nog een lange tijd niet snijden voordat de koers uitbreekt, in tegenstelling tot het vaantje. Dit patroon komt ook voor als omkeerpatroon, maar ik vind het geldiger als continuatiepatroon. Het karakter van continuatie maakt het patroon betrouwbaarder. Hoewel langdurige wiggen met een omkeer karakter ook vrij betrouwbaar zijn voor de aanzetvan een ommekeer, is er vaak nog extra koersontwikkeling nodig om de trend volledig om te keren. Dat maakt het instapmoment moeilijker te bepalen en minder interessant om op in te spelen. Wiggen met een continuatie karakter behoren voor mij daarentegen tot de betrouwbaarste patronen.
De wig lijkt op een vaantje, maar door de factor tijd verschillen ze van elkaar. Het duurt over het algemeen langer om een wig te vormen. De grens ligt ongeveer bij een maand: korter dan een maand is het een vaantje en langer dan een maand neigt het naar een wig. Hoe korter het patroon duurt, hoe impulsiever de move zich vervolgt. In een wig is het echte impulsieve er dus af. Het bereik van de wig is doorgaans kleiner en minder impulsief dan dat van het vaantje. De koers breekt altijd uit door de steilste lijn. Bij de opwaartse variant is dit de bovengrens. De uitbraak is hier dus opwaarts. En bij de neerwaartse variant is dit de onderkant. Hier is de uitbraak dan ook altijd neerwaarts. Een uitbraak door de minst steile lijn is geen betrouwbare uitbraak. Het bereik van de uitbraak is als volgt te meten. Bij wiggen in een impulsieve beweging geldt dat het bereik minimaal gelijk is aan de beweging voorafgaand aan het patroon, net zoals bij vaantjes. Ik zou zeggen dat dit opgaat voor wiggen die uitbreken binnen twee maanden. Hoe korter het duurt om het patroon te ontwikkelen en voor de koers om uit te breken, hoe groter de waarschijnlijkheid dat de beweging voorafgaand aan het patroon wordt nagedaan. Voor wiggen van twee maanden of langer is er dan ook een andere methode om het bereik te meten. Hiervoor gebruik je de Fibonacci Retracement-tool. Deze keer meet je niet vanaf het begin van de impulsieve beweging, maar vanaf het begin van het patroon tot het eind van het patroon. Je meet van het hoogste tot het laagste punt in de opwaartse variant en van het laagste tot het hoogste punt in de neerwaartse variant, over de gehele lengte van het patroon. De levels 0,382 en 0,618 (golden pocket) zijn de niveaus waarop de koers geneigd is om op steun of weerstand te stuiten. Dat zijn dus de momenten om winst te nemen. De koers kan natuurlijk verder stijgen of dalen, maar dat weet je nooit van tevoren.
Omkeerpatronen
De continuatiepatronen hebben dus een heel hoge waarschijnlijkheid om de trend voorafgaand aan het patroon te vervolgen. Omkeerpatronen daarentegen zijn juist geneigd om de trend voorafgaand aan het patroon om te keren. Een trend keert zich niet zomaar om. Daar gaat een proces aan vooraf. Dat proces is niet altijd logisch en soms is er geen pijl op te trekken. Maar regelmatig keert de trend zich om door middel van een koersontwikkeling die wel logisch is. De koers ontwikkelt zich dan op een zodanige manier dat hierin een patroon te herkennen is en dat noem je een omkeerpatroon. Er zijn twee soorten patronen die tot deze categorie behoren. Beide kennen een opwaartse en een neerwaartse variant:
• Dubbele toppen en bodems (double tops and bottoms)
• (Omgekeerde) hoofd en schouders ((inverted) head and shoulders)
Dubbele toppen en bodems (double tops and bottoms)
Het eerste omkeerpatroon is de dubbele top en de dubbele bodem. De dubbele top wordt gevormd door twee toppen op een gelijkwaardig niveau met een bodem tussen de twee toppen in. Het patroon lijkt in de grafiek op de letter M. De dubbele bodem wordt gevormd door twee bodems op een gelijkwaardig niveau met een top tussen de twee bodems in. Dit patroon lijkt op de letter W. De bodem tussen de twee toppen en de top tussen de twee bodems noem je het middelpunt. De dubbele top ontstaat als gevolg van een horizontaal weerstandsniveau dat voorkomt dat de koers verder kan stijgen. En de dubbele bodem is het gevolg van horizontale steun die voorkomt dat de koers verder daalt.
In tegenstelling tot de continuatiepatronen consolideert de koers nu niet onder weerstand of boven steun en neemt de druk niet af met iedere keer dat de koers deze raakt, maar is de weerstand of steun juist zo sterk dat de trend wordt omgekeerd. De koers verliest het niveau van het middel punt en daarmee de kans op continuatie van de trend. Dit is wat het patroon compleet maakt en de ommekeer van de trend bevestigt. Met het zakken door het middelpunt van een dubbele top wordt een opwaartse trend omgekeerd in een neerwaartse trend. En met het stijgen door het middelpunt van een dubbele bodem wordt een neerwaartse trend omgekeerd in een opwaartse trend. Dat kun je zien als de uitbraak uit het patroon. Vaak komt de koers nog een keer terug tot het middelpunt om de uitbraak te bevestigen. Het bereik van de uitbraak is in absoluten vaak minimaal gelijk aan het verschil tussen de toppen of bodems en het middelpunt. Je kunt de afstand meten vanaf de toppen of bodems tot het niveau van het middelpunt en die afstand bij het moment van uitbreken optellen. Hoe langer het duurt om het patroon om te vormen, hoe waarschijnlijker het is dat de koers verder zal dalen of stijgen dan het verwachte bereik.
(Omgekeerde) hoofd en schouders ((inverted) head and shoulders)
Het (omgekeerde) hoofd-en-schouderpatroon is een uitgebreidere variatie op de dubbele toppen en bodems. Dit patroon wordt neerwaarts gevormd door een top met twee lagere toppen aan weerskanten op nagenoeg hetzelfde prijsniveau. In de opwaartse variant (omgekeerd) wordt het patroon gevormd door een bodem met twee hogere bodems aan weerskanten op nagenoeg hetzelfde prijsniveau. Die middelste top of bodem kun je zien als het hoofd en de toppen of bodems aan weerskanten zijn dan de schouders. Het hoofd en de schouders rusten op of koersen tegen een horizontale neklijn.
De gedachte achter de vorming van het patroon is interessant. De marktstructuur is aan het veranderen zonder het karakter te veranderen. In het originele hoofd-en-schouderpatroon wordt de higher high (hoofd) opgevolgd door een lower high (rechterschouder) terwijl de lows zich op een gelijkwaardig niveau bevinden. Dat is de neklijn, die voorlopig voorkomt dat het karakter verandert. Bij de omgekeerde variant wordt de lower low (hoofd) opgevolgd door een higher low (rechter-schouder) terwijl de toppen zich op een gelijkwaardig niveau bevinden (neklijn). Zolang het karakter nog niet is veranderd, is de trend nog niet omgekeerd. Wanneer de koers eenmaal door de neklijn is uitgebroken, is de trend wel omgekeerd. Het originele hoofd-en-schouderpatroon keert een opwaartse trend om in een neerwaartse trend, en het omgekeerde hoofd-en-schouderpatroon keert een neerwaartse trend om in een opwaartse trend. Na de uitbraak wordt bijna altijd de voormalige neklijn geretest. Dat is de bevestiging dat de trend is omgekeerd en het laatste moment om te kopen of te verkopen. Bij het gebruik van dit patroon kun je inspelen op de uitbraak, maar ook wachten op de retest voor een veiligere instap. Je kunt zelfs inspelen op beide door de eerste keer snel winst te nemen en vervolgens opnieuw in te stappen tijdens de retest. Dit vergt enige ervaring, omdat je niet precies weet wat het beste moment is om de eerste keer winst te nemen. Dit hangt af van de dan relevante technische elementen. Na de retest is het bereik van het patroon vaak gelijk aan het verschil tussen de top van het hoofd en de neklijn. Ditmaal kun je rekenen in percentages. Meet vanaf de top van het hoofd tot aan de neklijn en tel dat percentage vervolgens op bij de uitbraak koers. Bij de omgekeerde variant geldt dit ook, maar bij een verschil van meer dan vijftig procent kun je beter van absoluten uitgaan in plaats van percentages. Ten slotte hoeven de hoofd-en-schouderpatronen niet altijd perfect te zijn. De neklijn is soms niet helemaal horizontaal of de schouders bevinden zich niet exact op hetzelfde prijsniveau. Dat is niet erg. Zolang de structuur maar de vorm heeft van een hoofd en schouders, zal het patroon zich alsnog openbaren. Bovendien kan één hoofd-en-schouderpatroon meerdere schouders aan weerskanten hebben. Dat noem je een meervoudig hoofd-en-schouderpatroon. Ook dat doet niets af aan de kracht ervan.
Bilaterale of neutrale patronen
Ten slotte zijn er de neutrale of bilaterale patronen. Deze kunnen de trend voorafgaand aan het patroon zowel vervolgen als omkeren. Het is van tevoren niet te voorspellen aan welke kant de koers uitbreekt. Tot de bilaterale patronen behoren:
• Symmetrische driehoeken (symmetrical triangles)
• Rechthoeken (rectangles)
Symmetrische driehoek (symmetrical triangle)
De symmetrische driehoek is een variant op de opwaartse en neerwaartse driehoeken die we eerder hebben behandeld. In plaats vanuit een horizontale en een diagonale lijn bestaat dit patroon uit twee diagonale lijnen die naar elkaar toe lopen. Waar de koers bij de andere twee patronen geneigd is om door de horizontale lijn te breken, kan de koers bij de symmetrische driehoek door beide lijnen uitbreken. Het is van tevoren niet te zeggen door welke lijn dit zal zijn en dit doet niets af aan de gevolgen. Er zijn twee eigenschappen aan de symmetrische driehoek waarmee je alsnog redelijk de waarschijnlijke richting kunt voorspellen. Het is namelijk zo dat ongeveer vijfenzeventig procent van de symmetrische driehoeken een continuatiepatroon is. Het overgrote deel vervolgt daarmee dus de trend voorafgaand aan het patroon. Ook geldt zo dat hoe korter het duurt om het patroon te vormen en voor de koers om uit te breken, hoe waarschijnlijker het is dat het een continuatie patroon is. Dat geeft aan dat de impulsiviteit behouden blijft. Hoe korter het patroon duurt, hoe meer het op een vaantje lijkt. Hoe langer het patroon duurt om te vormen en voor de koers om uit te breken, hoe waarschijnlijker het een omkeerpatroon is. De beste uitbraken bevinden zich ook hier tussen halverwege en driekwart vordering in het patroon.
In de meeste gevallen breekt de koers dus uit in dezelfde richting als waar hij vandaan kwam voorafgaand aan het patroon. Toch komt het ook regelmatig voor dat de trend door middel van een symmetrische driehoek wordt omgekeerd. In het geval van een continuatiepatroon is het bereik van de uitbraak doorgaans minimaal gelijk aan de beweging voorafgaand aan het patroon, ook weer in absoluten. Daarbij is het belangrijk dat je begint met meten vanaf het begin van de impulsieve beweging en doorgaat tot aan het begin van het patroon. Deze afstand tel je bij de uitbraak koers op. In het geval van een omkeerpatroon is de koers geneigd om terug te komen tot het begin van de impulsieve beweging voorafgaand aan het patroon.
Rechthoek (rectangle)
Het laatste patroon is de rechthoek. Dit patroon zijn we al in andere varianten tegengekomen in de vorm van een range of een channel. Je mag het patroon de naam geven die je zelf wilt, alle drie de namen houden hetzelfde in. Hier ga ik iets dieper in op de gevolgen van de uitbraak en wat dit betekent voor de trend.
De koers beweegt in dit patroon tussen twee horizontale lijnen. Het patroon heeft een horizontale bovengrens als weerstand en een horizontale ondergrens als steun. De koers blijft in het patroon bewegen tot hij door een van beide zijden uitbreekt. Het is van tevoren niet aan te geven aan welke kant de koers uitbreekt. Net als bij de symmetrische driehoek is ook hier driekwart van de rechthoeken een continuatiepatroon. Hoe korter het patroon duurt, hoe waarschijnlijker dat het een continuatiepatroon is. Voor het rechthoekpatroon gaan ook de regels van een range op. Dat betekent dat de rechthoek nagenoeg altijd een midrange heeft die minimaal één keer als steun of weerstand wordt gerespecteerd. Daarnaast worden de quarter-ranges ook regelmatig als steun of weerstand gebruikt, zeker wanneer je inzoomt op het lagere timeframe.
De rechthoek kan dus de trend voorafgaand aan het patroon vervolgen of omkeren. Wanneer het patroon de trend vervolgt, heeft de uitbraak vaak een bereik dat gelijk is aan de afstand tussen de onder- en de bovengrens. Zie het alsof er een nieuwe rechthoek of range boven op de oude wordt geplakt. De volledige afstand wordt niet altijd bereikt, maar de midrange van de nieuwe range of rechthoek wordt bijna altijd bereikt. Dat is dus het minimale bereik van zo’n uitbraak. Wanneer het patroon de trend omkeert, wordt de afstand van het begin van de impulsieve beweging tot aan het begin van het patroon dichtgelopen.
Patronen gebruiken
Je hebt nu gezien hoe de patronen eruitzien, binnen welke categorie ze vallen en wat de gevolgen ervan zijn. Dit is de eerste stap. Nu wil je de patronen natuurlijk ook nog gebruiken om aandelen te kopen en te verkopen. Daar zijn drie manieren voor:
1. inspelen op de verwachte uitkomst van het patroon;
2. inspelen op de uitbraak;
3. inspelen op de retest.
Je weet nooit van tevoren wat het beste moment is om in of uit te stappen. De ene keer breekt het aandeel uit zonder te retesten en de andere keer zie je het aandeel al een retest maken voordat je winst hebt genomen of hebt kunnen nemen. Of je bent al ingestapt voordat het daadwerkelijke gevolg zich heeft geopenbaard en de koers keert zich vervolgens tegen je door de andere kant op te gaan. Dat zijn dingen om rekening mee te houden. Ik neem je nu mee door de manieren om de patronen te gebruiken en door de voor- en nadelen van iedere manier.
1. Inspelen op de verwachte uitkomst van het patroon
De eerste manier om patronen te gebruiken is door in te spelen op de verwachte uitkomst. Dit doe je voordat het gevolg van het patroon zich heeft geopenbaard en de koers is uitgebroken. Aan de hand van de specifieke koersontwikkeling kun je in een vroeg stadium een patroon herkennen, zelfs voordat het zich volledig tot patroon heeft ontwikkeld. Je hebt kennisgemaakt met alle patronen en je hebt een redelijk idee hoe ze werken. Wanneer je de patronen een aantal keren bent tegengekomen in de grafiek, ontwikkel je een gevoel voor het vroegtijdig herkennen ervan. Zo kun je van tevoren bijvoorbeeld redelijk inschatten dat de koers een hoofd-en-schouderpatroon aan het vormen is of dat de koers zich in een opwaartse driehoek aan het ontwikkelen is. Op basis van die inschatting kun je al instappen in de verwachting dat de koers het patroon uiteindelijk zal vormen en uitspelen en dat het gevolg zich zal openbaren. Je kunt bijvoorbeeld instappen (short gaan) in de rechterschouder van het hoofd-en-schouderpatroon of instappen (long gaan) op een higher low van de opwaartse driehoek. Daarmee speel je vroegtijdig in op de verwachte uitkomst van het patroon. Je weet namelijk dat in het geval van een hoofd-en-schouderpatroon de koers neerwaarts uitbreekt en bij een opwaartse driehoek opwaarts. Je stapt in voordat het patroon zich volledig heeft gevormd. Als je deze techniek toepast, is het belangrijk dat je op de meest logische plekken koopt en verkoopt. Wat je wilt, is zo veel mogelijk kopen in de onderkant van een bullish/opwaarts patroon, oftewel in een low of op steun. En je wilt zo veel mogelijk verkopen in de bovenkant van een bearish/neerwaarts patroon, oftewel in een high of tegen weerstand. Dit is de vroegst mogelijke en meest agressieve manier van instappen op basisvan een patroon. Het is daarmee weliswaar de meest winstgevende, maar ook de meest risicovolle manier. Je hebt in deze fase nog niet de bevestiging dat het patroon daadwerkelijk gevormd gaat worden. De koers kan zich dus eenvoudig tegen je keren en je in een verliesgevende positie brengen. Dit kun je wel tackelen door bijvoorbeeld een strakke stoploss order te gebruiken om een grote(re) verliespositie te voorkomen. Wanneer het patroon zich uiteindelijk wel volledig ontwikkelt en het gevolg zich openbaart, ben je wel ingestapt op het meest lucratieve moment.
2. Inspelen op de uitbraak
De tweede manier om een patroon te gebruiken is door in te spelen op de uitbraak. Dit is het moment waarop het patroon zich al wel volledig heeft gevormd en de koers aan het uitbreken is of in ieder geval op het punt staat uit te breken. De koers breekt door de betreffende steun- of weerstandslijn en dat is het moment om in of uit te stappen. In een opwaartse uitbraak kun je long gaan en in een neerwaartse uitbraak kun je short gaan of uitstappen. Je koopt en verkoopt hier niet op steun of weerstand, maar juist wanneer de koers hier doorheen breekt. Zo speel je in op de meest impulsieve beweging van het patroon. De koers kan ineens flink stijgen of dalen. Inspelen op de uitbraak is een gemiddeld agressieve manier van instappen. Het patroon heeft zich inmiddels al volledig gevormd en daarmee is het risico van het niet completeren van het patroon al geweken. Dit betekent wel dat je hiermee een deel van de potentiële winst mist. Dat maakt dit een minder risicovolle, gemiddelde manier van instappen. Belangrijk bij deze manier is om op tijd of tussentijds winst te nemen. Het kan namelijk voorkomen dat het aandeel een retest of de verwachte target niet helemaal bereikt voordat dat je (tussentijds) winst hebt genomen. Dan sta je uiteindelijk met lege handen. Dat wil je voor-komen door tussentijds winst te nemen wanneer de koers op weg is naar het volledige bereik van de uitbraak uit het betreffende patroon. Mocht de koers retesten voordat de volledige target is bereikt, dan kun je hier nog een keer instappen.
3. Inspelen op de retest
Dat vormt een mooi bruggetje naar de derde manier om een patroon te gebruiken, namelijk inspelen op de retest. De retest is wanneer de koers is uitgebroken en nog een keer terugkomt tot het patroon. De lijn waardoor de koers is uitgebroken, verandert door middel van deretest van karakter. Een oude steunlijn verandert in weerstand en een oude weerstandslijn verandert in steun. De retest is de bevestiging dat de koers het patroon achter zich laat. Inspelen op de retest betekent kopen op de nieuwe steun en verkopen op de nieuwe weerstand. Dit is de veiligste manier van instappen. Het patroon heeft zich volledig gevormd en het gevolg ervan heeft zich al geopenbaard; de koers is al uitgebroken. De retest is slechts de bevestiging dat de koers ook daadwerkelijk afstand zal nemen van het patroon, daar waar tijdens de uitbraak altijd nog de mogelijkheid bestaat dat de koers terug zal keren tot het patroon. Wachten op de retest en pas hier instappen is weliswaar de veiligste manier van inspelen op het patroon, maar het komt ook regelmatig voor dat de koers helemaal geen retest maakt en direct na de uitbraak al de target bereikt. In dat geval heb je dus de boot gemist. Wanneer de koers na het bereiken van de target alsnog de retest maakt, kun je het beter laten voor wat het is en niet meer instappen. De waarschijnlijkheid dat de koers nog een keer de target zal bereiken, is niet heel groot. Bovendien kun je dit niet nogmaals als target gebruiken, dus dat maakt het inschatten van het uitstappunt lastiger. Instappen op de retest is de veiligste manier, maar je mist hierbij wel potentiële winsten die je zou hebben bij het inspelen op (een van) de eerste twee manieren.
Elke manier van instappen heeft dus voor- en nadelen. Er bestaat geen goed of fout. Het is eerder een zaak van ervaring krijgen met de patronen en een gevoel ontwikkelen voor wat de beste momenten en manieren zijn om in te spelen op de patronen. Ik kan alleen maar aanraden om zo veel mogelijk te kopen in een low of op steun en zo veel mogelijk te verkopen in een high of tegen weerstand. Dat zijn de aantrekkelijkste prijspunten waar uiteindelijk de grootste rendementen mee worden behaald.